top of page

Theorie uit het boek Projectmatig Creëren (paragraaf 1.2)

Samenwerkingskracht (theorie):

Samenwerkingskracht duidt op ons vermogen om gezamenlijk te creëren. Door te communiceren maken we onze ideeën helder aan anderen en nemen we ideeën van anderen in ons op. Als sociale wezen zijn we in staat om een stimulerende werksfeer te genereren. Zo ontstaat vanuit een verzameling individuen kwaliteiten van elk van de betrokkenen ver overstijgt.

Voorbeeld:

Ik heb wel vaker gehad dat ik een oplossing voor een probleem moest vinden of iets moest opzoeken. En als je dat alleen doet kan dat lang duren en is het moeilijk om dingen te vinden. Als ik dan de kans had om iemand om hulp te vragen, deed ik dat, omdat ik dan zeker wist dat ik wel een oplossing zou vinden en soms zelfs meerder oplossingen. En zo weet ik ook meteen hoe andere mensen denken over het probleem en hoe zij vinden hoe het moet worden opgelost.

Theorie uit het boek Projectmatig Creëren (paragraaf 8.2)

Verdeel activiteiten door/onder teamleden en/of derden (theorie)

Het toedelen van activiteiten of clusters van activiteiten aan teamleden is de volgende stap in het planningsproces. Zoals we al zagen in hoofdstuk 6, ‘De projectstructuur’ ,gebeurt ook dat in een proces ven creatief structureren op basis van vrijwilligheid en persoonlijke betrokkenheid. Daarnaast kunnen echter overwegingen als noodzakelijke kennis, ervaring, werktempo en beschikbaarheid de teamleider aanleiding geven om in te grijpen in de toedeling van taken.

Voorbeeld:

Onder het kopje 'Vergaderen' op deze site noemde ik al het project van de Davit. Bij dit project heb ik toen gezegd dat we in groepen moesten werken. Een van de leden van die groep werd de voorzitter die alles voor de vergaderingen deed. De andere leden hebben ook aangegeven wat ze leuk vonden om te doen en daarna een taak (aangewezen) gekregen die ook bij hun paste. En zo hebben we de theorie die hierboven beschreven staat toegepast.

Theorie uit het boek Projectmatig Creëren (paragraaf 18.5)

 

Emotioneel-mentaal (theorie):

Ik ben een gedreven probleemoplosser. Ik heb haast, omdat er niet genoeg tijd lijkt te zijn om al mijn ideeën uit te voeren; details interesseren me dan ook niet zo. Ik houd van verandering, zie voortdurend nieuwe kansen en heb geen enkele moeite met de risico’s. Mijn voorkeur voor vernieuwing en de behoefte om die met anderen samen gestalte te geven, resulteren er vaak in dat ik een leidende rol op me neem. Ik neig ertoe om vooral zakelijk te communiceren en deel mijn diepste gevoelens met zeer weinigen.

 

Voorbeeld:

Tijdens het Davit project heb ik vooral aan het begin van het project mijn groep vertelt welke problemen we konden verwachten tijdens het project en hoe we dat zouden moeten oplossen. Tijdens het ontwerpen van de Davit heb ik me niet veel bezig gehouden met het uiterlijk en details en heb dat meer aan de andere overgelaten.

Theorie uit het boek Projectmatig Creëren (paragraaf 23.1)

 

Uitingsvormen van weerstand (theorie):

Waaruit blijk dat een gesprekspartner niet ‘mee’ wil, de hakken in het zand zet, dwars gaat liggen? Beter gezegd, op welke signalen moeten de projectleider en de teamleden alert zijn voordat de zaak zozeer vastzit dat er niet veel meer aan kan worden gedaan? Veel voorkomende verschijningsvormen van weerstand zijn, in willekeurige volgorde, 1. Ik wil meer details, 2. Wat u ook nog moet weten is…, 3. Op dit moment hebben we helaas geen tijd voor, 4. Zo werkt dat in de praktijk niet!, 5. Dat verbaast me niets!, 6. Eerst moet er een andere discussie worden gevoerd. 7. Voorzitter, het zal wel aan mij liggen, maar ik begrijp er niets van, 8. Kunt u daar nu eens wat voorbeelden van geven?, 9. Dat hebben we vijf jaar geleden ook al geprobeerd, 10. Eigenlijk is er niets aan de hand, 11. Die mensen zouden toch moeten begrijpen dat, 12. U hebt volkomen gelijk!

 

Voorbeeld:

Ik heb tot nu toe in alle projecten, die ik ooit heb gedaan, altijd wel een paar van deze uitingsvormen van weerstand gehad. Als ik dit opmerk, vraag ik altijd aan diegene wat de reden achter zijn/haar uitspraak is. Als ik daar dan geen goed of geen antwoord op krijg, ga ik meer op die persoon letten en probeer hem/haar meer bij het proces te betrekken. Ook praat ik met de andere groepsleden van het project hierover. Hierdoor komen we dan meestal gezamenlijk met een oplossing. Zo heb ik deze weerstanden tot nu toe meestal aangepakt.

bottom of page